Een natuurlijker Nederland in 2120, maar hoe dan?
Op de kaart en in het dossier ‘Een natuurlijker toekomst voor Nederland in 2120’ presenteerde Wageningen University & Research in 2020 een positief en hoopvol vergezicht van ons land over pakweg honderd jaar. Snel kwam de vraag in hoeverre we deze vergezichten ook werkelijkheid kunnen laten worden. Dit heeft geleid tot het rapport: ‘Van visie tot actie – Een handelingsperspectief voor Nederland 2120’ gemaakt in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit rapport beschrijft wat er moet gebeuren om de vergezichten te realiseren op het gebied van voedselproductie op land en op zee.
Bij dit beeld van NL2120 horen een aantal voedselvragen die we als samenleving moeten zien te beantwoorden. Hoeveel van welk voedsel eten we over honderd jaar? Hoeveel oppervlakte op land en zee is er nodig om dat te produceren? Waar kan de productie het beste (veilig, verantwoord, duurzaam) plaatsvinden? Hoe voorkomen we dat kringlooplandbouw tot duurder voedsel leidt? Welke (financiële) zekerheid kunnen we voedselproducenten op de langere termijn bieden? En hoe maken we consumenten bewust van de waarde van duurzaam voedsel?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden en een groene toekomst waar te maken, beschrijven we hier zes actiepunten waarmee overheid, voedselproducenten en burgers aan de slag kunnen.
Stimuleer multifunctioneel gebruik van de ruimte
Verduurzaming van de landbouw, uitbreiding van de voedselproductie op zee, natuurbescherming en -versterking, waterbeheer, energieopwekking; op land en zee komen verschillende functies in dezelfde omgeving samen. Dat betekent dat slim multifunctioneel gebruik van de ruimte noodzakelijk is. Maar in de praktijk staan beleid en regelgeving dit nog vaak in de weg.
Zo vliegen beleidsmakers en onderzoekers ruimtelijke conflicten nog vaak aan als ontwerpvraagstuk, zonder de gevolgen voor de natuur of de (tegengestelde) belangen van de betrokken partijen voldoende mee te wegen. En neemt de overheid nog geen/onvoldoende natuur-inclusieve criteria op in aanbestedingen voor bijvoorbeeld offshore windenergie (‘voorzie in de kweek van zeewier, schaal- en schelpdieren rondom windmolenparken’). De ogen zijn daardoor veelal gericht op de laagste prijs.
Om multifunctioneel gebruik van de ruimte te ondersteunen, moeten beleidskeuzes en regelgeving dus veel meer en beter worden getoetst op hun effecten op de natuur en biodiversiteit. Dat geeft voedselondernemers direct meer duidelijkheid over wat zij mogen en moeten – iets waar zij grote behoefte aan hebben.