Naar hoofdinhoud

Hydraulisch functioneren van wadi’s in poldercondities

Hydraulisch functioneren van wadi’s in poldercondities

Om het hydraulisch functioneren van wadi’s in poldercondities beter in kaart te brengen, zijn vijf wadi’s in Rotterdam gemonitord. Uit de metingen blijkt dat ze het hemelwater gespreid en vertraagd afvoeren, maar de volumereductie gering is. Een wadi presteert het slechtst bij zware, langdurige buien in natte condities. De einddoorlatendheid wordt sterk bepaald door de vegetatie en minder door de grondsamenstelling. In poldercondities ligt de waarde van een wadi in het vertragen en spreiden van de afvoer; er wordt geen significante volumereductie behaald. Is de wadi binnen enkele uren leeg, dan wordt het aangesloten watersysteem nauwelijks ontlast. Door klimaatverandering worden er in de toekomst zowel meer extreme buien als meer droge
periodes verwacht. Hierbij komt dat door verstedelijking het verhard oppervlak verder toeneemt. Beide vergroten het afstromend volume van hemelwater naar de riolering en het oppervlaktewater in een stad. Deze toevoer kan vaak niet meer goed verwerkt worden, waardoor er overlast en schade kunnen ontstaan. Om de watersystemen te ontlasten moet het hemelwater ter plaatse geborgen
worden om eventueel later gespreid tot afstroming te komen. Er bestaan verschillende manieren om dit te realiseren. In dit onderzoek wordt verder ingegaan op de duurzame hemelwatervoorziening
wadi’s en hun hydraulisch functioneren in poldercondities.
Wadi in poldercondities
Wadi’s worden vaak geconstrueerd als verlagingen van het maaiveld in groengebieden en
wegbermen, waar het hemelwater van het omringende (verharde) oppervlak met een flauw talud of
via buizen naartoe wordt getransporteerd. Een wadi bestaat meestal uit een toplaag geschikt voor de
groei van vegetatie en een onderlaag van goed doorlaatbaar materiaal. Aangezien de natuurlijke
ondergrond in polders slecht doorlatend is, wordt hier altijd drainage bij aangelegd (zie afbeelding 1).
Het afstromende hemelwater wordt bovengronds in de verlaging opgevangen. Daarna infiltreert het
door de ondergrond naar het grondwater om vervolgens (deels) tot afstroming te komen via de drain.
Onder poldercondities worden zowel een slecht doorlatende natuurlijke grond (klei en veen) en een
ondiepe grondwaterstand (1 m onder maaiveld) verstaan. Verder worden in een polder de
(grond)waterstanden beheerst en zijn fluctuaties dus zeer beperkt. Alleen in droge zomers kan het
grondwater echt uitzakken. Het grootste gedeelte van het geïnfiltreerde water wordt dus ook weer
gedraineerd en er is geen of nauwelijks sprake van grondwateraanvulling.

Lees externe pagina

Op de hoogte blijven?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

  • Velden met een * zijn verplicht.